Joke van Leeuwen
Voorlopig heet ze Toda. Haar vader is soldaat in een oorlog. Haar moeder woont ergens anders. Ze snapt niet precies waarom. Toda woont bij haar oma (Toen mijn vader vertrok, kwam mijn oma. Ze zette de suikerpot op een andere plek dan waar die hoorde en legde een deken over de bank, zodat de bank het benauwd kreeg), maar moet daar weg, want de oorlog komt te dichtbij. Ze krijgt een briefje mee met daarop het adres van haar moeder. Ze reist als kind en verwondert zich over de volwassen wereld, die niet zo volwassen blijkt te zijn. Die verwondering daar mag je als lezer in meekijken. Je komt oma’s tegen zoals haar eigen oma die voor Toda willen zorgen, maar eigenlijk vooral goed voor zichzelf zorgen. Mensen onderweg vragen of ze bij de een hoort of bij de ander? Toda heeft geen idee. Ze moet zich overal aan regels houden die ze niet kent. Ze ontmoet een gedeserteerde commandant die met haar naar de poolster kijkt. Maar hij wordt opgepakt. Het is een hard verhaal. Dat vind ik juist zo mooi, dat het een kinderboek is waarin kinderen niet worden gespaard of worden opgezadeld met nepverhaaltjes over hoe mooi de wereld zou kunnen zijn. Nee, de wereld is lelijk, erg lelijk. Alle lelijkheid wordt verstopt tussen prachtige en eenvoudige regels. Ze vindt haar moeder. “Ze gaf me drie zoenen die een beetje plakten. Terwijl ik naar haar keek, miste ik mijn vader en mijn oma, maar dat zei ik niet hardop.”
Het is een kinderboek, maar lees het, juist als je volwassen geacht wordt.